En wij kijken
Vlaggen zijn gebleekt;
vaal groen, vuil wit, oranje —
door koude regen en brandende zon
onttrokken van levendige kleuren.
Alsof hoop zelf is uitgevaagd
door de loop van tanks
en het zwijgen van de wereld.
Onder stofwolken
liggen bebloede kinderschoentjes,
zonder voeten om nog te dragen,
zonder spel om op terug te vallen.
De echo van hun lachen
wordt overstemd
door sirenes en gebeden.
Dode baby’s in couveuzes,
of stervend van de honger
aan een uitgemergelde borst —
hun wieg, een kartonnen doos,
hun lied, het kreunen van moeders
die niet meer kunnen troosten.
Tienduizenden kleine lijkwades
gedragen door radeloze ouders,
een processie van rouw
zonder einde,
zonder antwoorden.
Hun schreeuw trekt scheuren
in het geweten van wie nog luistert.
En wij kijken.
Achter schermen,
tussen scrollen en zappen,
zoeken we woorden
voor wat geen woorden wil.
En zwijgen,
omdat spreken pijnlijk is.
Of te waar.


