Home / Jaccuse Leuven / J’ACCUSE van Eva Smets & Ghada Alhaddad

J’ACCUSE van Eva Smets & Ghada Alhaddad

YouTube player

Ik lees deze J’accuse, één dag nadat hongersnood officieel werd uitgeroepen in Gaza-Stad terwijl Israël de inwoners ook daar met geweld verdrijft. Hoe moeten uitgeputte gezinnen tientallen kilometers te voet afleggen, misschien zonder ooit nog terug te kunnen keren?

Ondertussen vragen onze regeringsleiders zich nog steeds af wie de grootste vijand is. Soms weet ik niet of ik het niet beter zou vinden dat ze helemaal zouden zwijgen, in plaats van zulke dwaasheden te verkondigen.

Mijn collega’s in Gaza, onze vrienden, kunnen niet wegkijken. Zij zijn er. Ik weet niet hoe ze het doen, maar ze blijven doorgaan, dag na dag, om hun werk te doen ondanks hun eigen verdriet en uitputting. Ook zij zijn moe. Ook zij hebben honger. En de uitdagingen zijn immens. 

De details van wat onze collega’s me vertellen, blijven hangen. De stille, rauwe momenten.Verhalen die zo aangrijpend dat ik weet dat mijn woorden tekortschieten…

Ik wil daarom de woorden brengen van Ghada Alhaddad. Mijn collega. Een dochter. Tante van 23 neefjes en nichtjes. Een vrouw van grote integriteit. Een humanitaire kracht met enorme wijsheid en moed. Maar ook een vrouw die weet dat echte vreugde iets heel eenvoudigs kan zijn: een zakje gummibeertjes eten, tijdens die zeldzame dagen van respijt, wanneer er een staakt-het-vuren was. Dagen die nu aanvoelen als oude geschiedenis. Dagen die we hopen terug te zien.

Dit deelde ze onlangs met ons:

Gaza balanceert op de rand van een hongersnood zo catastrofaal, zo totaal, dat hele generaties dreigen verloren te gaan – niet alleen in lichaam, maar ook in herinnering. Dit is een door mensen veroorzaakte hongersnood. En toch blijft het politieke stilzwijgen bestaan. De onverschilligheid houdt stand.

Israël heeft elk denkbaar wapen ingezet tegen Gaza: luchtbombardementen, artillerie, arrestaties, de vernietiging van water- en sanitaire infrastructuur, mediablokkades, de blokkade van voedsel, water en medicijnen, de systematische aanvallen op scholen en ziekenhuizen.

De meeste gezinnen slaan al maaltijden over sinds het begin van de oorlog. Ze wachten tot laat in de avond om te koken – niet omdat het handig is, maar omdat het gemakkelijker is om een hongerig kind te laten slapen nadat het een beetje heeft gegeten.

Laat me jullie vertellen over Jojo, mijn nichtje. Ze zegt vaak dat ze wil sterven. wanneer we vragen waarom, zegt ze: “In de hemel is alles: grote vijgen, grote druiven, veel chocolade.” Ze vraagt wanneer haar verjaardag is. Voor haar verjaardag wil ze naar de hemel.

Een ander nichtje, geboren vlak voor de oorlog, begon te lopen en te spreken tijdens de oorlog. Ze is vermagerd. Ze kent alleen brood, wanneer dat beschikbaar is. Ze kent de smaak van eieren, melk of vlees niet. Ze stottert, getriggerd door de voortdurende bombardementen. Als ze er één hoort, rent ze. Als je haar vasthoudt, voel je haar hartje razen.

Ons “Gaza” is niet het Gaza van krantenkoppen of politieke debatten. Het is het Gaza van moeders die bladeren koken om hun kinderen te voeden. Het Gaza van kinderen die niet meer huilen van de honger omdat hun lichamen te zwak zijn.

Wanneer sommigen van jullie straks deze tent verlaten, denk dan hieraan: in Gaza drinken mensen zout water. Maar zie ons niet enkel slachtoffers. Wij zijn ouders, leerkrachten, muzikanten, dokters, dichters – en tantes, zoals ik. Onze levens doen ertoe.

Ik beschuldig ook onze Belgische overheid. Terwijl wapens geleverd worden aan eengenocidaire bezettingsmacht, worden hulporganisaties zoals de onze gehinderd. We vragen voedsel en water voor kinderen, en krijgen restricties en politiek cynisme terug.

De feiten zijn ondubbelzinnig. Meer dan 61.000 doden. Een heel volk gevangen, collectief gestraft. En toch doet de internationale gemeenschap niets. Alsof het leed van Palestijnen minder telt.

Als Oxfam hebben wij decennialang gewerkt in de regio, schouder aan schouder met lokale partners, met gemeenschappen die nu letterlijk onder het puin verdwijnen. 

Zij vragen geen medelijden, zij vragen gerechtigheid. Zij vragen dat de wereld hen ziet als wat ze zijn: mensen.

Al meer dan 101.000 mensen ondertekenden onze open brief om de Belgische regering tot actie aan te zetten. Toch blijft onze premier onze oproep koppig negeren. 

Ik roep de Belgische samenleving op om alsnog te blijven spreken over wat er gaande is, om op straat te blijven komen. Speak up. Want in stilte gedijt geweld. In stilte sterft het geweten.

En aan onze beleidsmakers: Stop deze horror! Stop de wapendoorvoer naar Israël. Duw door om het Europees-Israëlisch handelsverdrag op te schorten. Bescherm de humanitaire ruimte. Erken wat gebeurt als wat het is: een genocide.

Ik schaar me dan ook achter de aanklacht tegen de Belgische overheid. 

Het is mijn plicht te spreken, ik wil niet medeplichtig zijn. (Zola)