De brief – en de positie van de regering die de brief weerspiegelt – gaat op veel vlakken de mist in. De verantwoordelijkheid voor Israëls volstrekt illegale geweld in internationale wateren wordt hier verplaatst naar burgers die onverantwoorde en onnodige risico’s zouden nemen. Er wordt (nogal arrogant) verwezen naar de diplomatieke wegen die worden bewandeld en maatregelen die worden genomen – wegen die doodlopen in Europese inertie, en maatregelen die de economische privileges van Israël volledig intact laten. In welke wereld moet men leven om dit structurele falen als heroïsche actie te zien? Zouden ze dit echt zelf geloven en zich als de ware humanitairen beschouwen? Een mens vraagt het zich af.
Die gebreken zijn duidelijk voor iedereen die dit las. Maar wat misschien minder evident is op het eerste zicht is dat de brief *op zichzelf* het internationaal recht schendt. In de derde paragraaf verwijst Prévot naar Israëls positie dat het “geen enkele toegang tot zijn grondgebied of doorgang door zijn territoriale wateren zal toestaan”. Naar het einde toe wordt expliciet gesteld dat de steun van andere Europese landen aan de Flotilla stopt aan wat Prévot beschrijft als “Israëlische territoriale wateren”. De brief neemt dus formeel de positie in dat de wateren voor de kust van Gaza onder Israëls soevereiniteit vallen.
Dat is bijzonder problematisch. Israëls maritieme blokkade van Gaza is illegaal onder internationaal humanitair recht als cruciale component van het gruwelijke beleid van uithongering. Ruimer gezien is de blokkade – zelfs al mocht die niet op uithongering gericht zijn – onderdeel van de bezetting van Palestina. Deze bezetting, zo stelde het Internationaal Gerechtshof in juli vorig jaar, is volstrekt en volledig in strijd met internationaal recht. Israëls *loutere aanwezigheid* in de bezette gebieden is illegaal en moet onmiddellijk beëindigd worden. Als component van die bezetting is dus ook de aanhoudende maritieme blokkade een manifeste schending van het internationaal recht.
Israël kan dus op geen enkele manier soevereiniteit claimen over deze wateren. Elke seconde dat ze er blijft gaat de schending van het internationaal recht verder. Maar daar stopt het hof niet. De regels die door de illegale bezetting worden geschonden – zoals het verbod op annexatie door geweld en het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk – zijn zo cruciaal dat *alle landen* de juridische plicht hebben aan het einde van de bezetting bij te dragen. Dit impliceert, zoals de screenshots aantonen, politieke, diplomatieke en economische verplichtingen (waar België, net als heel Europa, tekort blijft schieten).
De meest essentiële en evidente verplichting is dat staten op geen enkele manier de situatie voortkomend uit de bezetting als legaal mogen erkennen (een negatieve verplichting heet dat dan). En dat is precies wat Prévot hier doet. De verwijzing in de brief naar “Israëlische territoriale wateren” is een erkenning van de soevereiniteit van Israël over een gebied waar het geen soevereiniteit heeft en waar het zich onmiddellijk uit moet terugtrekken. Deze erkenning is een expliciete schending van de verplichtingen vastgesteld door het Internationaal Gerechtshof en een manifeste ontkenning van het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk (wat ons gezien de “voorwaardelijke” erkenning van Palestina misschien niet moet verbazen). Gezien dit een formele communicatie is van onze minister kan België hier in mijn opzicht internationaalrechtelijk aansprakelijk voor worden gehouden.
Het is ironisch. Dezelfde brief die nogal hoogdravend stelt dat activisme niet nodig zou zijn omdat België zich erg goed bewust is van het internationaal recht, schendt het internationaal recht. Het toont aan hoe moeilijk het voor Westerse landen blijft om uit de louter humanitaire logica te treden en de structurele illegaliteit van de decennialange bezetting te zien voor wat die is.









